Vaarbewijsplicht

  • klein vaarbewijs
  • vaarbewijsplicht

Het behalen van het Klein Vaarbewijs is in Nederland verplicht voor schippers van:

  • een pleziervaartuig dat sneller dan 20 km/uur kan varen;
  • een pleziervaartuig met een lengte van 15 tot 25 meter;
  • schepen met een lengte van 15 tot en met 20 meter die bedrijfsmatig gebruikt worden
  • sleep- en duwboten als het gesleepte of geduwde vaartuig niet langer dan 20 meter is

Het klein vaarbewijs is dus niet verplicht voor een heel grote groep van watersporters. Toch kiezen veel mensen er voor een klein vaarbewijs te halen. Omdat zij wellicht een keer op een vaarbewijsplichtig schip willen varen. Of omdat er in het buitenland vaak om een vaarbewijs wordt gevraagd als u een schip wilt huren.

Vaargebieden

  • vaargebieden
  • rivieren, kanalen, meren
  • alle binnenwateren

Met het Klein Vaarbewijs I mogen schippers van bovengenoemde categorieën vaartuigen varen op rivieren, kanalen en meren. Daarbij horen alle binnenwateren, behalve de Westerschelde, de Oosterschelde, het IJsselmeer, het Markermeer, het IJmeer, de Waddenzee en de Eems en Dollard. Met het Klein Vaarbewijs II mogen schippers van vaarbewijsplichtige vaartuigen varen op alle wateren binnen de kustlijn.
In tegenstelling tot wat u wellicht verwacht geldt de Waddenzee in Nederland als binnenwater. Zij ligt immers binnen de kustlijn die langs de buitenkant van de Waddeneilanden loopt. Op de Waddenzee gelden dus de regels voor de binnenvaart, zoals de Binnenvaartwet en het Binnenvaart Politiereglement.

Er bestaan dus twee soorten van Klein Vaarbewijzen afhankelijk van het gebied waar u mag varen; Klein Vaarbewijs I respectievelijk Klein Vaarbewijs II. Aangeduid met een Romeins cijfer I of II. Het examen voor één van deze vaarbewijzen wordt aangeduid met een cijfer. Voor het verkrijgen van Klein Vaarbewijs I doet u het examen klein vaarbewijs 1. En voor Klein Vaarbewijs II het examen klein vaarbewijs 2. Examen voor het Klein Vaarbewijs doet u bij het CBR.

De overgrote meerderheid van watersporters is van mening dat het klein vaarbewijs bijdraagt aan de veiligheid op het water.

Nationale Vaarbewijs Enquête

Andere vaarbewijzen

  • vaarbewijzen
  • groot vaarbewijs
  • beperkt groot vaarbewijs
  • groot pleziervaartbewijs

Het Klein Vaarbewijs is geldig voor schepen van maximaal 25 meter lang of bedrijfsmatig gebruikte vaartuigen van maximaal 20 meter. Daarboven moet de schipper een (Beperkt) Groot Vaarbewijs hebben. Voor schepen tot 45 meter is er het Beperkt Groot Vaarbewijs. Voor nog langere schepen is het Groot Vaarbewijs verplicht.
Voor het (Beperkt) Groot Pleziervaart bewijs moet u naast diverse examens ook aantoonbaar voldoende vaartijd hebben. Vaartijd aan boord van een bedrijfsmatig gebruikt vaartuig. Het (Beperkt) Groot Vaarbewijs is daardoor voornamelijk bestemd voor schippers die varen op bedrijfsmatig gebruikte vaartuigen. Voor grote pleziervaartuigen, zoals voormalige beroepsvaartschepen als klippers en aken, is het bijna ondoenlijk om voldoende vaartijd te halen aan boord van een beroepsvaartuig. Daarom bestaat voor de groep grote pleziervaartuigen langer dan 25 meter een vrijstelling voor het (beperkt) grootvaarbewijs. Schippers van deze schepen krijgen deze vrijstelling als zij een Groot Pleziervaartbewijs hebben. Dit diploma is te verkrijgen na het afleggen van het CWO examen Groot Motorschip én een praktijkexamen.

Net als voor het Klein Vaarbewijs bestaat er voor het (Beperkt) Groot Vaarbewijs ook een onderscheid in vaargebieden. Met een (Beperkt) Groot Vaarbewijs A mag u op alle binnenwateren varen. Met het (Beperkt) Groot Vaarbewijs B op dezelfde wateren als voor het Klein Vaarbewijs I.

Voor het examen Klein Vaarbewijs 1 moet u weten welke vaarbewijzen er zijn en voor welke schepen welk vaarbewijs verplicht is. Ook moet u weten met welk vaarbewijs u waar mag varen. Een en ander is vastgelegd in de Binnenvaartwet en de uitwerking daarvan in het Binnenvaartbesluit en de Binnenvaartregeling. U vindt deze leerstof in het ANWB Cursusboek in de paragraaf 1.1 De Binnenvaartwet van Hoofdstuk 1.